Annemieke Hendriks,
'Gespleten Land: Omzwervingen langs Oder en Neiße'
SPECIALE AANBIEDING:
VAN € 22,90,
NU VOOR € 5,00 + € 2,20 PORTO
Bestellen bij Nemo tel. 020-6817013 of via email
Sinds de aansluiting van Polen bij de Europese Unie is voor het gebied van de legendarische Oder-Neißegrens een nieuw tijdperk ingegaan. Journaliste Annemieke Hendriks trok door deze fascinerende Midden-Europese streek en sprak met de Poolse en Duitse bewoners van Silezië, Saksen, Brandenburg en Pommeren.
Vóór de oorlog stroomden Oder en Neiße onopvallend door het Duitse rijk. In het voorjaar van 1945 blies de Wehrmacht bijna alle honderd bruggen op, maar het Rode Leger liet zich niet tegenhouden. De Oder-Neißegrens zou een harde grens worden tussen een westwaarts verschoven Polen en de DDR, met verdrevenen en vluchtelingen aan beide kanten. (Uitgeverij Bas Lubberhuizen)
Annemieke Hendriks over Nemoland uit "Gespleten Land"
Nemoland, Amsterdamse actiestrategieën tegen de Poolse neurose
‘Kwetsbaar', noemt Peter Spruijt het Hirschberger Tal en omgeving. En dan denkt hij niet aan beeldenroof of corruptie en al helemaal niet aan de slechte staat van de huizen en paleizen. Integendeel: ‘De verwaarlozing is beter behouden dan de restauraties'.
Peter Spruijt spreekt graag in paradoxen. Tijdens de maanden dat hij elk jaar hier in Neder-Silezie doorbrengt, neemt Spruijt de dreiging waar die van het herboren kapitalisme uitgaat op het cultuurlandschap aan de randen van de natuurparken van het Reuzengebergte, het IJzergebergte en het Boberdal.
De afstand van het oplevende Kopaniec naar Peter Spruijts wandelcentrum Nemoland is voor een beetje wandelaar een ommetje van niks. Spruijt ziet lelijke bungalows verrijzen in Kopaniec en op de heuvels eromheen, terwijl de eeuwenoude gebouwen soms wel erg vrijzinnig worden opgeleukt. Ondertussen komt de grote Krakause onderneming die de bergen afgraaft op graniet en basalt, steeds dichterbij. Deze undercover-firma koopt, gevoed met buitenlands kapitaal, de grond voor een zacht prijsje van de Poolse staat onder het mom van kleinschalig toerisme te willen ontwikkelen. En hop, daar is weer een aantal vierkante meters lieflijk heuvellandschap in een groot gat veranderd.
Ook de Poolse vestiging van vrij-wandelvereniging Nemo wordt in haar rust bedreigd. ‘Het is hier een soort tussenlandschap, iets tussen beschermd nationaal park en zuiver agrarisch land in. ‘Nemoland' betekent ‘Niemandsland'. En voor zo'n gebied bestaat in Polen geen beleid. Het zijn allemaal heel kleine stukjes land gebleven; ze zijn nooit gecollectiviseerd, zoals in de DDR. Het is een voor Europa uniek landschap.
Vele levenswegen voeren naar het Hirschberger Tal. In Kopaniec en omstreken leven, tussen oudere mensen en afgestompte, afgedankte arbeiders, milieubewuste jonge Polen, doortastende feministes uit Berlijn-Kreuzberg en een fiere oud-voorman van de Amsterdamse kraakbeweging, oftewel Peter Spruijt. Met vereende krachten lukte het de nieuwkomers om het post-communistische geweld van de mijnbouwdreigingen voor een even tot staan te brengen. 'Ik heb Amsterdamse actievormen geïntroduceerd', zegt Peter Spruijt. 'In de kraakbeweging wisten we hoe we acties tot media-events moesten maken. Dan haal je de bewoners in een zaaltje bijeen, wat invloedrijke mensen erbij, feest, muziek en natuurlijk de media. Dat kun je niet doen, vonden de dorpsbewoners eerst. Die schreven hooguit wel eens een brief aan het gezag.'
Hij kreeg ze om. 'En toen hebben we alles uit de kast getrokken. De Poolse pers vond het prachtig. Sindsdien is het bestemmingsplan van de gemeente Stara Kamienica (Alt Kemnitz), waar Kopaniec en ook het Nemocentrum onder vallen, officieel gericht op kleinschalig, natuurvriendelijk toerisme.' Het Krakause bedrijf tegenhouden is lastig omdat het zich als een milieuvriendelijk bedrijf heeft vermomd. Maar de geplande mijn was slechts de aanleiding voor de actie, zegt Spruijt. 'Eigenlijk ging het om het creëren van wat bindend vermogen. Bij de families die hier al heel lang wonen, is het ieder voor zich. De mensen zijn niet aardig tegen elkaar. Ze arriveerden natuurlijk al als vreemden voor elkaar en raakten vervolgens verstrikt in de verdeel- en heerspolitiek van de communistische machthebbers.'
En daarna van de post-communistische. De kleine boeren, die verplicht waren geweest aan de kolchoze te leveren, moesten toezien hoe de voormalige kolchozedirecteur na de Wende via zijn oude connecties een fabriek liet bouwen.
Als nieuwe fabrieksdirecteur kon hij het hoge smalle huis op de heuvel verwerven, dat hij later aan Nemoland overdeed en dat nu, wit met een rood puntdak, als zenuwcentrum van de wandelgroepen functioneert. Maar tegelijkertijd verloren de dorpelingen uit de omgeving die niet over de contacten van de kolchozedirecteur beschikten hun inkomsten.
Nemo's belangrijkste doel is het stimuleren van het vrij wandelen, in Nederland en in Polen. Niemandsland verkennen, daar gaat het om. Grote delen van Neder-Silezië zijn grensgebied, ook typisch niemandsland, aldus Peter Spruijt. Maar wel van een heel merkwaardige soort. 'Waar ter wereld worden wegen opgegeven? Waar ooit een weg was, is nu bos. Het is hier steeds leger geworden. Waarom zijn die oude Duitse boerderijen tot ruïnes gemaakt, terwijl hier na de oorlog zo'n woningnood heerste? Waar vier of vijf boerderijen stonden, staat er nu slechts één. Terwijl het in Nederland of de Bondsrepubliek almaar voller is geworden.' De streek ontvolkt, op succesdorpen als Kopaniec na. 'Het West-Poolse landschap is onder het communisme verwilderd.'
En daarna nog meer, met overwoekerde kolchozen en fabrieken. Maar Peter Spruijt legt met vrijwillige hulptroepen uit Nederland de grond in de omgeving van het Nemohuis beetje bij beetje bloot. 'Wij hebben een stukje woestenij gerecycled. Zie je daar beneden ons het geitenweitje? Dat was bos. Een groep scouts heeft het vrijgemaakt.' Verder de heuvel af, bij het molenhuis waar ooit de beek fier klaterde, is nu een poedelplekje. Een nieuw bruggetje van boomstammen met planken erover draagt aan de leuning een bordje met 'Leiden 2001', de handtekening van een club studenten. Zo is er ook een Ter Apel-brug. Het voormalige kerkepad naar Kopaniec is weer te bewandelen. Maar de beek is nog altijd dichtgeslibd.
Spruijts ideaal is de duurzame ontwikkeling van de omgeving, althans voor voetgangers. Hij wil dat doel realiseren in permanente samenwerking met Nederlandse, Poolse en Duitse organisaties - vanwege de educatieve aspecten het liefst met scholen en universiteiten. Eerdere incidentele projecten met de landbouwhogeschool Wageningen pakten verrassend goed uit. 'Drie studenten van de hogeschool, allen afkomstig uit Benin, gingen hier in het dorp straatinterviews doen', vertelt Spruijt. 'De dorpsbewoners hadden het niet meer. Ben je als Pool gewend je zo weinig mogelijk met elkaar te bemoeien en dan word je aangeklampt door zo'n zwarte Afrikaan, die je op ernstige toon vraagt waarom je eigenlijk zoveel drinkt.'
'Je moet wat turbulentie veroorzaken, zorgen dat verschillende culturen elkaar hier raken.' Dat ziet Spruijt als remedie voor wat hij de 'collectieve neurose' van West-Polen noemt. 'De bevolking is zwaar getraumatiseerd. Dit gebied is de modelneurose van het oude Europa!' En zoals dat met collectieve neurosen is, je maakt het probleem alleen maar groter wanneer je er te veel aandacht aan besteedt. 'Neder-Silezië moet van deze lasten worden bevrijd. Vergelijk de situatie hier met aardlagen die na een natuurramp openliggen. Als je die verschillende lagen op een goede manier kunt aanboren, is het een goudmijn.'
Spruijt schoffelt sinds een aantal jaren de Duitse, Poolse en andere aardlagen tot vruchtbare aarde om. Daar heeft hij geen woord psychoanalyse bij nodig. Hij heeft het landschap leren lezen, zowel in geologische als in cultuurhistorische zin.
Hij wroet in de aarde en geeft zijn vondsten door aan de dorpsbewoners en ook aan de bezoekers van Nemoland. 'Het landschap is door mensen gemaakt en Nemo wil het bij de mensen terugbrengen. Ik verzamel streekverhalen en vertel ze verder, waarbij ik rekening houd met de Pools-Duitse wonden.'
Zo weet hij dat de weg verderop, die hoog over de heuvels loopt, door Russische krijgsgevangenen is aangelegd. En vermoedelijk hebben er ook Fransen aan mee moeten bouwen. Kopaniec herbergde tijdens de Tweede Wereldoorlog een van de vele filialen van het concentratiekamp Groß Rosen. 'Het was zinloos werk, het is een zinloze weg. Hij voert nergens heen. Maar het uitzicht op het dal mag er zijn.'
Hij weet ook alles van de Ramberg, de heuvel waar Nemoland tegenaan ligt. 'De Ramberg werd vroeger de Heksenberg genoemd. Aan de voet van deze berg, onder een eeuwenoude linde, hebben we vorig jaar een oude put opengelegd. We vonden schedels van dieren en ook medicijnflessen. En in de laag daaronder hebben we gebruiksvoorwerpen aangetroffen, kralen en munten. We hebben de put De Verhalenput gedoopt. We hebben er een mythisch landschap van gemaakt, uit de tijd van de Keltische oerbewoners van Neder-Silezië. Tenslotte had de berggeest Rübezahl, die door de Duitse én de Poolse bewoners werd vereerd, ook Keltische voorouders. Onze "verhalen bij het haardvuur" gaan over Rübezahl als de eerste Europeaan. Een compromis, een ongevaarlijk idee. Wij Nederlanders zijn de mixers van de geschiedenis. Als het maar helpt om de trauma's hier te overwinnen.'
Maar Peter Spruijt is geen sprookjesverteller. Via de munten, Rübezahl of de Kelten weet hij de diverse luisteraars en lezers ook gevoelig te maken voor wat er in en om het Hirschberger Tal allemaal echt is gebeurd. Een deel van de waarheid komt in Nemoland twee keer per jaar op bezoek in de vorm van een bus duitsers. En wat doe je dan, vroeg Peter Spruijt zich de eerste keer af. Het antwoord was simpel. ‘Je geeft ze koffie.'
Zo hoorde hij over de Ramberg, die een begrip bleek. Peter Spruijt haalt ter illustratie een boek te voorschijn met de titel Heimatbuch des Lufkurortes Seifershau mit der Kolonie Ramberg im Landkreis Hirschberg im Riesengebirge Schlesiens.
Hij kent het inmiddels uit zijn hoofd. Bijna elk huis in de streek wordt erin beschreven - een vast bestanddeel van dit soort Heimat-literatuur.
Niet dat het erg prettige taal is waarin de Duitse tijd van Kopaniec (Seifershau) en van het Nemolandgebiedje is beschreven. In het ongedateerde naoorlogse boek overheerst het ressentiment en van het nazi-regime ontbreekt elk spoor. Alleen via de hakenkruisen op de vele gezellige kiekjes is het Derde Rijk present. Minuscule natuurrampjes hebben de bewoners, zo blijkt uit hun terugblik, meer ontzet dan de politieke omwenteling waar ze deel van waren.
Er staan in het boek ook foto's van het café-restaurant van Friedrich Krusch, romantisch gelegen aan de Kemnitz-beek. Deze ‘Ramberg-Schenke' vormde het sociale middelpunt van de buurt. Het gasthuis beschikte over gemeubileerde kamers en een ‘guter Mittagtisch', waarvoor men zelfs uit Hirschberg kwam. Er werden huwelijken en oogstdankfeesten gevierd, er werd vergaderd, er gebeurde precies wat Elisabeth von Kuster voor ogen staat bij het toekomstige gemeenschapshuis op haar landgoed te Lomnica.
Na het eerste bezoek van de Duitsers had Peter Spruijt zich opgesloten in het stadsarchief van Jelenia Gora (Hirschberg). Zo ervoer hij dat het Nemohuis een landhuis uit 1915 is; de zoon van een vliegtuigfabrikant liet het als vakantiehuis bouwen. Spruijt kan de hoogbejaarde Duitsers en hun nieuwsgierige nakomelingen inmiddels heel wat vertellen over ‘hun' omgeving. Gelukkig maar, want in de kunstgalerieen en winkeltjes van Kopaniec is geen documentatiefoldertje of ansichtkaart te krijgen. De naoorlogse, Poolse geschiedenis -de echte - kon Spruijt niet uit de boeken halen. Hij leerde Pools en sloeg, in het kielzog van de studenten uit Benin, in de belendende dorpen aan het interviewen. Zo legde hij bovendien vele waardevolle contacten, waardoor de Nemobezoekers nu bijvoorbeeld ‘bij de boer' kunnen gaan eten.
Hoe zal het verder gaan met Nemoland? ‘Één ding is zeker', zegt Peter Spruijt, ‘de Duitsers van de kolonie Ramberg sterven uit'. Zondag komt de bus weer. Maar dat is vooral de tweede generatie, mensen die hier als kinderen zijn vertrokken. ‘De meesten zijn heel consumptief ingesteld. Ze zijn heel open en geïnteresseerd, maar alleen zolang er raakvlak is met hun eigen emoties. Waarom zetten ze die niet om in enige activiteit? Ze zouden toch eens een monument of zo kunnen herstellen, zoals joodse organisaties dat hier ook doen?' Hij heeft het informele café op het terrein, waar Nederlandse wandelaars hun meegebrachte wijn consumeren of meehelpen de pruimen of bessenjam voor de verkoop te bereiden, voor de aardigheid de naam ‘Joppe ‘ gegeven. Het was vroeger de hooischuur van Ramberger Gustav Joppe.
Martin Joppe, zoon van Gustav, is dit jaar komen kijken en de dochter van de molenaar die beneden aan de beek woonde, is er elk jaar weer bij. In het huis naast de ruïne van de molen, wonen vrienden van Spruijt. ; Die Nederlandse vrienden hebben een ander idee dan ik over de toekomst van dit terrein' zegt Spruijt.. Zij willen hier een hotel openen. Het huis daarnaast is bewoond door Polen, met wie weinig contact bestaat. Voor de enorme, krakkemikkige schuur daar weer naast, met het ingevallen leistenen dak, zoekt Spruijt nog een bestemming. Voor logies staan er voorlopig nog genoeg opgeknapte schuren en hutten klaar op het Nemoterrein.
Vijftien jaar zijn er inmiddels voorbij sinds Peter Spruijt met een busje door Polen trok en verliefd werd op dit stukje land, tussen de uitlopers van het IJzer- en Reuzengebergte. ‘Ik zag een soort Walden voor me. Een utopie, een plek waar geen dogma's heersen. Waar dogma's toe leiden heb ik in de kraakbeweging van de jaren tachtig kunnen ervaren. Wij zijn beslist geen ecologische modelboerderij, hier worden doodgewone wasmiddelen gebruikt en vlees eten we ook. En een commerciële camping zijn we al helemaal niet. We hebben hier ooit tachtig gasten tegelijk gehad, maar dertig vind ik minstens zo leuk'.
Het moet vooral pionieren blijven, zegt Peter Spruijt. ‘De Poolse bevolking begrijpt dat niet zo goed. Ze denken dat we zakken vol geld hebben en ze vinden het daarom niet af hier. Eén van de Poolse buren zoekt voortdurend naar onvolkomenheidjes om ons bij de overheid aan te kunnen klagen. Maar Nemoland mag nooit af zijn.'
Inleiding op het boek ‘Gespleten land' van Annemieke Hendriks
Hendriks neemt de lezer mee per trein, met de boot en op de fiets, door een in alle opzichten boeiend rivierenlandschap waar na het einde van de Tweede Wereldoorlog de grens is getrokken tussen Duitsland en Polen. Maar de ondertitel, 'Omzwervingen langs Oder en Neiße', moet niet alleen letterlijk worden genomen, want er worden niet alleen in geografische zin hele afstanden afgelegd. Het boek biedt tegelijk een reis door de geschiedenis van de twintigste eeuw, die in het grensgebied diepe trauma's heeft nagelaten.
De reis voert door een regio die eeuwenlang grotendeels Duits was, maar waar sinds 1945 Polen zijn komen wonen. Die waren op hun beurt verdreven uit de gebieden in het oosten, die na de oorlog aan de Sovjet-Unie werden toebedeeld. Pas na de Wende zijn de nationale scheidslijnen, die vaak dwars door families heenlopen, weer blootgelegd. Daarbij stuit Hendriks ook op een onvermoed zelfbewustzijn, vooral bij de jonge generaties. Zo ontmoet zij in Silezië een negentienjarige jongen, die van zichzelf zegt: "Mijn vader is een Duitser, mijn moeder een Poolse en ik ben een Sileziër."
Hendriks voert de lezer mee door steden die uiterlijk Duits zijn, maar waar inmiddels een Poolse geest heerst. Over het verleden wordt het liefst gezwegen. Bijvoorbeeld in Szczedrzyk, dat in 1934 de twijfelachtige eer te beurt viel als eerste gemeente in het Derde Rijk naar de Führer te worden vernoemd: het oord werd Hitlersee gedoopt. Maar over dat deel van de geschiedenis wensen de bejaarden in het dorp geen woord meer vuil te maken.
Toch is het de grootste verdienste van Hendriks, dat zij de inwoners van de grensstreek wel degelijk aan het praten krijgt, zowel de Duitsers als de Polen. Zij is wars van alle politiek-correcte verklaringen, die steevast bij officiële Duitse-Poolse verbroederings-bijeenkomsten te horen zijn. Door die onbevooroordeelde houding ontdekt zij dat de werkelijkheid een stuk stugger is dan de autoriteiten willen doen geloven.
Zo blijkt de anti-Duitse stemming in de Poolse stad Opole, in Opper-Silezië, nog altijd zo groot, dat een door alle Duitse politieke partijen ondersteund Duits-Pools vriendschapscentrum er niet welkom is. Hendriks noemt het "een hernieuwd anti-Duits patriottisme", dat zich van veel Polen in deze regio heeft meestergemaakt. De meeste Duitsers durven er niet veel meer tegenover te stellen dan moreel begrip en een schuldgevoel, dat telkens als een reflex wordt geuit.
In navolging van de Duitse publicist Klaus Bachmann gaat Hendriks tekeer tegen, wat zij noemt, de "verzoeningskitsch" die na de val van de Muur door goedwillende politici is tentoongespreid ter verbetering van de Pools-Duitse verhoudingen. De positieve berichten die er de afgelopen jaren wel degelijk waren over de toegenomen onderlinge samenwerking blijken volgens Hendriks louter gebaseerd op "een luchtkasteel van goede bedoelingen".
In werkelijkheid, stelt zij, is sprake van een onwrikbare beeldvorming die aan beide zijden van de Oder/Neiße in stand wordt gehouden, met de Duitsers als daders en de Polen in de rol van slachtoffers. Een wederzijds gevoel van ongelijkheid, die volgens haar de eigenlijke bron is van alle spanningen. "Zolang deze rituele zwart-witvoorstelling niet doorbroken wordt, kunnen Polen en Duitsers niet normaal met elkaar omgaan", schrijft Hendriks.
Het is opmerkelijk dat er uitgerekend een Nederlandse journaliste voor nodig is, om deze wederzijdse gevoeligheden tussen Duitsers en Polen bloot te leggen. "Wij Nederlanders zijn de mixers van de geschiedenis", citeert zij de Nederlander Peter Spruijt, die in Neder-Silezië een wandelcentrum bedrijft. En net als Spruijt ploegt Hendriks de Duitse, Poolse en andere bodemlagen eens flink om.
In Gespleten land' wordt de collectieve neurose van West-Polen, zoals het in het boek wordt genoemd, onomwonden blootgelegd. Hendriks' boek is een psychoanalyse van twee diep gekwetste zielen. Als externe deskundige geeft de schrijfster een kritische en met veel humor geschreven overzicht van de schizofrene situatie aan de Duits-Poolse grens. Maar zij draagt ook relatietherapieën aan, om de onderlinge verhoudingen tussen beide volken te verbeteren. Haar suggesties gaan wel een stuk verder dan het bouwen van nieuwe bruggen over de Oder of de Neiße.
Hans Verbeek
|